De 24-jarige Klaas de Jong speelt sinds het begin van zijn sportieve carrière bij TTV Dokkum. Hij zit momenteel in het laatste jaar van de studie Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoeken en loopt daarvoor nu stage bij de Rijksuniversiteit Groningen.
Na zijn studie hoopt hij meer tijd over te houden om zelf meer te kunnen trainen en meer te kunnen doen voor de club op het gebied van training geven of een bestuurlijke functie bekleden. Dat hij op dit moment geen relatie heeft, komt zijn tafeltennisspel ten goede, aldus Klaas met een knipoog.
1. Hoe ziet jouw tafeltennisloopbaan er tot dusver uit?
‘Ik speel nu dertien jaar tafeltennis. Toen ik 11 jaar was, ben ik met twee vrienden bij de Dokkumer tafeltennisvereniging gekomen. Sindsdien ben ik daar niet meer weg te slaan. In de jeugd heb ik de landelijke competitie gehaald en een B-licentie verdiend, waar ik erg trots op ben, omdat dit het hoogst haalbare is voor jeugd die niet door de tafeltennisbond begeleid wordt.
Dit heb ik kunnen bereiken doordat de mensen bij de club altijd klaarstonden voor ons als jeugd. En misschien nog wel belangrijker: omdat mijn ouders mij altijd gesteund hebben en altijd tijd vrijmaakten om met me mee te gaan naar uitwedstrijden of toernooien. Nog steeds komt mijn vader me aanmoedigen tijdens thuiswedstrijden. En als hij tijd heeft, gaat hij ook mee naar uitwedstrijden.
Toen ik 16 jaar was, ben ik met dispensatie bij de senioren in het laagste team gaan spelen en werden we bijna meteen kampioen in de regionale 4e klasse. Hierna ben ik naar het tweede team verhuisd en heb ik een aantal seizoenen met succes 2e klasse gespeeld, waarop het eerste team zich meldde en ik daarin mocht debuteren. Samen met Erwin Wijnsma en Rients Visser ben ik in het voorjaar van 2010 naar de noordelijke 2e divisie gepromoveerd, wat tot dan toe een team van TTV Dokkum nog nooit gelukt was.
Nu speel ik samen met Erwijn Wijnsma, Jan Sander Woudwijk en André Folmer. We maken kans om dit seizoen kampioen te worden in de noordelijke 2e divisie en ons naast de beste twee Friese teams, Ready 1 en FTTC 1, te plaatsen. Mijn beste seizoen had ik in het voorjaar van 2013, toen ik 24 van de 27 partijen wist te winnen in de noordelijke 2e divisie.
Mijn grootste prestatie tot dusver vind ik dat ik dit jaar clubkampioen ben geworden. In januari wist ik voor het eerst van de huidige algemeen Fries kampioen, Arnoud Meijer, te winnen. Dat was in de finale. Dit is voor mij de prijs waarop ik het meest trots ben.’
2. Doe je op 24 januari 2015 mee aan de Friese kampioenschappen tafeltennis? Zo ja, wat zijn je ambities? En wie wil je héél graag verslaan?
‘Natuurlijk doe ik mee! De FK hebben altijd iets extra’s qua sfeer, motivatie en gezonde spanning. Tijdens deze dag kun je je meten met de beste tafeltennissers uit de omgeving in je eigen klasse. En het is een dag om oude herinneringen op te halen met mensen met wie je in de afgelopen jaren gespeeld hebt. Voor mij is dit dus een niet te missen dag.
Het ultieme doel is natuurlijk om Fries kampioen te worden in de hoogste klasse (B/C-licentie), maar waarschijnlijk doe ik mee in de D-licentie. Vorig jaar heb ik bij deze licentie al de halve finale gehaald. Een goede prestatie, maar er had meer in gezeten. Ik verloor van David Dijkhoff van FTTC, dus als ik die weer tegenkom, zou ik hem graag willen verslaan.’
3. Wat zijn jouw sterke punten bij tafeltennis?
‘Mijn sterke punten zijn mijn aanvallende spel, mijn voetenwerk en mijn positieve drive om te willen winnen. Mijn aanvallende spel bestaat vooral uit spinnen en overspinnen, hierbij maak ik gebruik van verschillende snelheden en verschillende hoeveelheden effect. Mijn voetenwerk kan wel beter, maar omdat ik een redelijk actief speltype heb, ben ik beweeglijk en snel, waardoor ik mijn lichaam goed genoeg achter de bal kan plaatsen.
Wat minstens zo belangrijk als een goede techniek is, is een positieve mentale instelling. Wanneer je op moeilijke momenten alleen nog speelt om niet te verliezen, zul je negen van de tien keer toch verliezen. Er moet altijd een wil om te winnen zijn. Dan maar het schip in, maar altijd voor elk punt gaan.’
4. Is er iets in het tafeltennis of in de tafeltenniswereld wat volgens jou snel beter moet?
‘Funest voor de sport is het doordeweeks spelen. Niet bij elke vereniging is het mogelijk, maar eigenlijk zou alleen maar op vrijdag en zaterdag gespeeld moeten worden. Dit probleem is groter geworden nu de bovenste drie provincies samengevoegd zijn, waardoor de afstanden groter zijn geworden en je later thuis bent. Een vaak genoemde oplossing hiervoor, spelen met tweemansteams in plaats van met driemansteams, vind ik de verkeerde insteek. Ik speel tafeltennis om wedstrijden te spelen, niet om op tijd weer thuis te zijn.
Vanuit de politiek of de gemeente moet er subsidie komen voor de kleine verenigingen. En dan niet alleen voor tafeltennisclubs, maar voor alle verenigingen. Voor bijvoorbeeld voetbal wordt veel geld uitgetrokken, terwijl minder bekende sporten het geld ook wel kunnen gebruiken.
De clubs worden steeds kleiner, mede omdat er geen aanwas is vanuit de jeugd. Er zijn te weinig kids die het leuk vinden om te tafeltennissen. Bij onze club heeft de voorzitter, Dirk Nicolai, het voortouw genomen om zelf tweemaal in de week een uur tafeltennistraining te geven en daarbij het plezier voorop te stellen. In mijn ogen dé manier om kinderen voor onze sport te interesseren. Wanneer ze beter worden, zullen ze vanzelf de ambitie en honger ontwikkelen om competitie en toernooien te gaan spelen.’